2555. Werk van iets maken,
d.w.z. veel moeite, tijd en zorg aan iets besteden; tegenover een dame: haar 't hof maken; eene zegswijze, die in de 16de eeuw voorkomt bij Kiliaen: Werck maecken van eenighe saecke, laborare de re aliqua: magnifacere, magnipendere rem aliquam; gheen werck maecken van eenigh dinck, parvifacere, parvipendere, negligere rem aliquam; Plantijn: Luttel wercks van yet maken, faire peu de cas de quelque chose, nihil curare de re aliqua, minimi facere aliquid; zie Anna Bijns, Refr. 55, waar de uitdr. evenals bij Kiliaen en Plantijn beteekent ‘waarde aan iets hechten’, in welken zin ze ook voorkomt bij Sart. I, 4, 34; Cats, Spaansch Heyd. vs. 1785; Hooft, Ged. II, 92; Huygens I, 179; Pers, 105 a; 381 a; 465 b, en in de 18de eeuw nog bij Sewel, 955 en Halma, 781, die veel wercks van iemand maaken verklaart door ‘voor iemand groote agting hebben’. Thans geldt deze bet. nog in Zuid-Nederland; zie o.a. De Bo, 1391; Antw. Idiot. 1435. In de hedendaagsche