2535. Verdrinken, eer men water heeft gezien.
Deze sedert de 17de eeuw voorkomende zegswijze luidde toen eenigszins anders; vgl. Winschooten, 348: Hij is verdronken eer hij Waater kende: dat is oneigendlijk, hij is geknapt, hij heeft seer los te werk gegaan: hij heeft sig vergreepen. Vooral gebruikt in toepassing op jonge lieden, die zich te vroeg ‘verslingerd’ hebben, zooals Tuinman I, 87 het verklaart en ook blijkt uit Van Effen, Spect. V, 181: Het is baarblykelyk, dat zonder zo eene nutte teugel, duizenden van jonge luiden, vervoert door de nauwlyks weerstaanbare drift der eerste kalverliefde, zig verdrinken zouden eer ze water kenden, en een korte voldoening met een eeuwig