2503. Die (niet) waagt, die (niet) wint,
eene zegswijze, die voorkomt in het mhd. wer wâget, der gewinnet vil en die ook wel in het mnl. bekend geweest zijn zal; vgl. mlat. nequaquam gaudet, quisquis non naviter audet; Sart. I, 2, 89: die waeght, die windt, vertaling van fortes fortuna adjuvatGa naar voetnoot4); Spieghel, 295: die niet en avontuurt, die niet en heeft (Harreb. III, 4 b); Vondel, Adonias, 438:
| |
Wie niet durf waegen, als het tijt is, wint oock niet; Brederoo I, 280. Die waecht die wint; Cats I, 485: Wie waeght die wint; Coster, 526 vs. 942: Die niet en avontuert, die niet en het; Winschooten, 345: Die waagd die wind; Tuinman I, 125; C. Wildsch. I, 125; Harreb. III, 77 a; afrik. wie nie waag nie, wen nie; Eckart, 551; enz. In het hd. wer wagt, gewinnt; wer nicht wagt, gewinnt nicht (Wander IV, 1736); Wagemann, Winnemann; eng. nothing venture, nothing win (or have)Ga naar voetnoot1); fr. qui ne hasarde (ou risque) rien n'a rienGa naar voetnoot2); fri. dy 't (net) weaget dy 't (net) wint.
|
-
voetnoot4)
- Otto, 144, waar vele varianten vermeld worden. Bij Herodotus VII, 50 wordt dezelfde gedachte uitgedrukt door τοῖσι ... Βουλομένοισι ποιέειν ... φιλέει γίνεσθαι τὰ κέῥδια.
-
voetnoot1)
- Campen, 17: Die niet en waeget, die niet en heft; Winschooten, 345 Waagje niet, soo hebje niet; in Zuidnederland: Die niet en riskeert en heeft niet.
-
voetnoot2)
- Eigenlijk moest men zeggen wie waagt, die wint, doch door ‘ausgleich’ is dit veranderd in wie (niet) waagt wie (niet) wint of die (niet) waagt die (niet) wint. Andere voorbeelden zijn: wat niet weet wat niet deert; wie eerst komt wie eerst maalt; wie appelen vaart wie appelen eet; die dan leeft die dan zorgt (Br. v. Abr. Bl. II, 7); wie dan leeft wie dan zorgt (Nw. School, III, 296); die zoekt die vindt (Bred. I, 268); hoe langer hoe (voor zoo) beter, mnl. so lanck so bet; dat op dat neder (voor dat op neder); hoe meer zielen hoe meer vreugd (C. Wildsch. I, 285; M. de Br. 34; Diamst. 299; afrik. hoe meer siele, hoe meer vreugde; en vgl. Joos 197: hoe meer snaken hoe meer vermaken; fr. plus on est de fous, plus on rit; eng. the more the merrier); die wat spaart die wat heeft (Huygens, Korenbl. II, 157: Die spaart die heeft wat). Zie Verdam in Versl. en Meded. der Kon. Akad. v. W. 4e reeks, dl. III, bl. 307; Tijdschrift XXI, 29; Mnl. Wdb. IV, 2238; Leuv. Bijdr. VII, 298.
|