Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 469]
| |
2502. Iets in de waagschaal stellen,d.w.z. iets op het spel zetten, aan de kansen van het geluk overlaten, vroeger ook in der waghen setten, in de waech stellen; in die waghescael staen; syn. in de 17de eeuw in de(r) hach stellenGa naar voetnoot1). Stelt of legt men iets in de waagschaal (d.i. weegschaal), dan weet men niet naar welken kant het pennetje, de naald zal overslaan, en verkeert men in het onzekere, hangt men in de waag (17de eenwGa naar voetnoot2)), wat het zwaarst zal wegen (vgl. hd. auf der Wage liegen). In fig. zin stelt men zijn leven, zijne goederen in de waagschaal, wanneer het twijfelachtig is of we ze zullen behouden of verliezen; vgl. Kiliaen: Waeghscaele, lanx, metaphorice: alea, fortunae casus; mnd. in de wage hengen, setten; to wage setten, aufs Geratewohl wagen; in wage stân, hangen, lopen, auf dem Spiele stehen, unentschieden sein. Toen het znw. waeghschale niet meer werd begrepen, is het eerste gedeelte met het wkw. wagen (risquer) in verband gebracht en trad de bet. van op het spel zetten, roekeloos wagen, in gevaar brengen meer op den voorgrond. De uitdr. vindt men bij Froissart, I, 458: in waechscale setten; bij Campen, 63: ghy moetent in die waechschale setten; Spieghel, 60: in waagschaal stellen; Pers, 163 b; 666 b: iets in de waegh-schaele hangen; 240 b: De saecke aldus in de waeghschael hangende wistmen niet nae wat zyde die soude hellen; 164 a: iets in de waegh-schael houden (iets wegen, overwegen); 628 a; 909 a: iets in de waegh-schale stellen, aan een onzekere kans blootstellen; 580 a: in de waegh-schael staen naast in de weeghschael hangen, dat o.a. voorkomt bij Vondel, Palamedes, 30; Virg. II, 208; Noah, 1315; Winschooten, 345; Interest v. Holland, 260; Brederoo I, 55; 150; II, 144; Haagsche Reize, 32, waarnaast in de 17de eeuw ook voorkomt te waech stellen (Coster, 116, vs. 1077); zie verder Halma, 759; Sewel, 929 en Tuinman I, 237, die spreekt van ‘iets in de weegschaal leggen’Ga naar voetnoot3); vgl. eng. to lay in balance, in de waagschaal stellen; to be in the scales, op het spel staan (vgl. Harreb. II. 236: Het hangt in de schaal); afrik. iets in die waagskaal lê (gooi); jou lewe hang in die waag- of weegskaal; fri. yn 'e weachskeal sette. |
|