Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2466. Vogelvrij.‘Dit zegt men van die zodaanig verbannen zyn, dat elk vry gestelt is hen te dooden, waar hy ze vind, gelyk men vryheid heeft om een vogel te schieten’ (Tuinman I, 46). Volgens deze verklaring zou vogelvrij dus willen zeggen: zoo vrij als een vogel, dien ieder kan dooden. Volgens Borchardt, 1211; Grimm, Rechtsalterth.4 I, 59 en Günther, 52 is het woord ontleend aan de formule, waarin gezegd wordt, dat het lijf van den vredelooze ‘soll frei und erlaubt sein allen leuten und thieren, den vögeln in den lüften, den fischen im waszer, so dasz niemand gegen ihn einen frevel begehen kann, dessen er büszen dürfe’Ga naar voetnoot1). Nu is het waar, dat het lijf van den vredelooze vrij was voor de vogels (als hij dood is), maar dan toch in de eerste plaats voor de menschen en andere dieren, zoodat het vreemd is juist van vogelvrij te spreken. Het komt me daarom waarschijnlijker voor, dat we moeten denken aan de vrijheid om vogels (ganzen, eenden, hoenders) in tegenstelling van andere dieren, die een eigenaar hebben, en van menschen, op zijn land dood te mogen slaanGa naar voetnoot2). Wie dus zoo vrij is als zulk een vogel, loopt een kwade kansGa naar voetnoot3). Zie no. 522 en vgl. het mhd. vogelvrî. |
|