Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2467. Iemand (niet) voor vol aanzien,d.i. iemand (niet) voor volslagen rekenen, hem (niet) tellen als iemand die alle vereischten in een bepaalde aangelegenheid bezit, ‘hem (geen) gepasten ouderdom, goed verstand en geoefendheid in eenige zaak toekennen’Ga naar voetnoot4). Vgl. Huygens, Korenbl. II, 192 (woordspel); Tuinman I, 274: Men ziet hem niet voor vol aan, dat is, men acht hem niet voor zulk een, in wien het vereischte is; Van Effen, Spect. IX, 239: Zo moet gy u verzekeren dat ge nog niet voor vol kunt aangezien worden, en om, een kinderlyke dog kragtige spreekwyze te gebruiken, dat ge nog maar voor spek loopt. Vroeger ook iemand voor vol inschrijven, dat voorkomt bij Sart. III, 7, 64: Scribe tui gregis hunc et fortem crede bonumque, schrijft hem voor vol in; bij Hooft, Brieven, 278: Ik begin Huigens uit zijn' weer te zetten, ende voor vol aan te nemen dat gy toveren kunt; bl. 532: Zoo men dit mag voor vol aanneemen (d.i. als de volle waarheid mag beschouwen), de invallers zullen vinden met wien te spreeken; ook Tac. Jaarb. 108; Starter, 426: Ick spreeck jou immers soo lieflijck toe as ick kan, en wil je dat noch niet nemen voor vol an? Harreb. II, 402. In het Friesch beteekent immen for fol oansjen, iemand voor een gezeten man houden (Fri. Wdb. I, 388 a); hd. einen für voll ansehen, nemen, wohl eigentlich mit einem von Münzen hergenommenen Bilde; vgl. vollwichtig (Paul, Wtb. 610); mnl. volwichtich, zijn volle gewicht hebbende. |
|