2448. Iemand de voeten spoelen,
d.i. iemand verdrinken, over boord smijten (15de eeuw); in de 17de eeuw ook: bedanken (een vrijer). Vgl. C.C.v.d. Graft, Mnl. Historieliederen (anno 1482), bl. 104: Nu isser som hoer voeten ghespoelt; Sart. II, 2, 71: Werpt hem in zee, spoelt hem de voeten, nostrates, quos submersos volunt, his pedes jubent ablui; Winschooten, 279: De voeten spoelen, oneigendlijk, iemand buiten boord in see werpen: gelijk eertijds bij de Duinkerkers, en daar naa in weerwraak bij de Seeuwen in gebruik geweest is; Brederoo, Moortje, vs. 252:
De Specken (Spanjaarden) die haar lyf met gelt niet konden boeten,
Die nam het Grauw gheswindt en spoeldese de voeten.
Vondel X, 580; Antonides II, 152: Toen Faro, met zijn heir aen 't drijven, als drenkeling, de voeten spoelt (verdrinkt), daer Israël geen