Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2443. Den voet in den (stijg)beugel hebben (of krijgen),d.i. ‘den eersten stap tot iets gedaan hebben en op weg zijn om tot zijn doel te komen’; Ndl. Wdb. II, 2264. Vgl. het fr. avoir le pied à l'étrier, être prêt à partir, commencer à faire son chemin dans une carrière (Hatzfeld, 983 b); Hooft, Ned. Hist. 124: Dit dan haar aldus gelukt zynde, en de voet in den beughel gekreeghen, voer zy voort, tot lichten van krysvolk, en zette zich in den zaadel; Pers, 279: De Hertoginne die den voet in den stegelreepGa naar voetnoot1) en den sadel onder 't lijf begost te krijgen, sprack nu ronder; Tuinman I, 250: Hy heeft de voet in den beugel gekregen, dit zegt men van ymand die op den trap is om tot eene hooger bevoordering op te klimmen; 't is ontleent van een stegelreep, waardoor men te paarde raakt, en zich in den zadel zet; Harreb. I, 51 a; oostfri.: he hed de gôt in den bögel; hd. einen Fusz im Amte habenGa naar voetnoot2); eng. to have one's foot in the stirrup (or the ladder). |
|