Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2426. Vlammen op iets,d.i. hevig naar iets verlangen, een brandende begeerte hebben naar iets, vurig naar iets verlangen, verhit zijn op iets, heet zijn op iets, geilenGa naar voetnoot2) | |
[pagina 431]
| |
op iets, branden naar iets; gebrand zijn op iets; lat. ardere ad of in aliquid. In de 17de eeuw zeer gewoon; vgl. Vondel, Palamedes, 318; Lucifer, 1863; VI, 288: Terstont begint het hart der schoone bruit te blaecken,
T' ontvoncken, en zy vlamt op d'aangepreze vrucht.
Brederoo l, 279: So haest as ick jou sach, heb ick op jou evlamt; bl. 287: Ick vlamde daer op as ien boer op ien boeckede-koeck; Coster, 466, vs. 322; Pers, 630 b; Tuinman I, 257: Hy vlamt daar op, dat is, hy is met eene brandende begeerte daar toe ontsteken; Sewel, 896: Vlammen op buit, to be hot upon prey; Halma, 732: Vlammen, begeerig zijn, verlangen, brûler, désirer ardemment; Harreb. III, 77 b; fri. irgens op flamje. |
|