Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2425. Vlaktekomt in verschillende jonge zegswijzen voor; vgl. Harreb. II, 387: In de vlakte komen, rond voor de zaak uitkomen; op de vlakte komen, te voorschijn komen; zie Nkr. VIII, 26 Sept. p. 2: In tijden van hevige bewogenheid komen uit de verborgenheid van hun obscuur bestaan de singulierste snaken op de vlakte; Nkr. I, 13 Oct. p. 3; VIII, 6 Juni p. 2; Het Volk, 28 Jan. 1914 p. 7 k. 1: Er zijn ook eenige marechaussees op de vlakte gekomen om de orde mede te helpen handhaven; V.v.d.D. 143: D'r is geen kip op straat met 't vuile weer, zei-ie ‘En geen prinserij op de vlakte te bekennen’; De Arbeid, 31 Dec. 1913 p. 4 k. 3: De arbeiders plaatsten hun arbeidersbelangen daartegenover, maar ook de patroons kwamen dan weer met hun argumenten op de vlakte. Zich op de vlakte houden, zich buiten schot houden, zich niet blootstellen aan kritiek (vgl. de ruimte kiezen), zijn meening niet loslaten; vgl. Het Volk, 7 Febr. 1914 p. 1 k. 4: De minister hield zich, zooals met schier alles, op de vlakte; Handelingen der St.-Gen. 1913-1914 p. 776: De Minister houdt zich bij de verschillende punten op de vlakte; De Vrijheid, 24 Mei 1922, 1ste bl. p. 3 k. 2: Bij Arbeid heeft baron V.d.F. op afschaffing van de zegeltjesplakkerij aangedrongen. Minister Aalberse hield zich nog op de vlakte; fri. hy jowt him yet net op 'e flakte, past wel op, dat hij niet te veel los laat. Van de vlakte (verdwenen) zijn, van de baan af | |
[pagina 430]
| |
zijn, verdwenen zijn; vgl. Het Volk. 7 Jan. 1914 p. 5 k. 4; 7 Nov. 1914 p. 6 k. 4: Dank zij de publicatie der valsche paneelen en spiegeltjes zijn deze thans gelukkig van de vlakte verdwenen. Iemand tegen de vlakte of de wereld slaan, tegen den grond slaan; vgl. Nkr. VII, 15 Maart p. 2; IX, 19 Juni p. 8; Handelsblad, 31 Dec. 1914 (avondbl.) p. 5 k. 2: Hij (Jan Klaaszen) vermant zich en met een laatsten watjekouw tikt hij den Duitschen Keizer tegen de wereld; Barb. 183: Toen hij haar zwakke polsen greep en tegen de wereld smakte. Tegen de vlakte liggen, op den grond liggen, verwoest, vernietigd zijn (syn. van voor of tegen de wereld liggen in Nkr. VIII, 3 Oct. p. 7; D.H.L. 36; Menschenw. 228; Lev. B. 137); vgl. De Amsterdammer, 6 Dec. 1914 p. 1 k. 2: Wat ligt niet op alle gebied tegen de vlakte! Welvaart en bedrijvigheid. Schoonheid en individualiteit; Nw. School, III, 93: Pas als ‘De Nieuwe school’ klaar is met z'n werk, zal dit boek en z'n soortgenooten tegen de vlakte liggen. - Verder komt vlakte voor in den zin van straat in de jongens van de vlakte; een jongen of een niese (meisje) van de vlakte (Köster Henke, 73; V.v.d.D. 9; 126); De Amsterdammer, 13 Dec. 1914 p. 7 k. 1: Liedjes, die ik zelf niet meer van hem gehoord heb, maar waarvan alle jongens-van-de-vlakte van toèn nog gnuivend vertellen; Jord. II, 496: Een meid-van-de-vlakte; bl. 503: Tegenover ieder anderen kerel-van-de-vlakte zou ze huichelen; De Amsterdammer, 1 Aug. 1915 p. 7 k. 3: Een rijk student die een dametje ‘van de vlakte’ ontmoet en er mede ‘van door is’ naar een stille badplaats; Nkr. IX, 24 April p. 2: Stel u voor dat een dame van de vlakte zich in haar eer gekrenkt toont, omdat gij haar met mevrouw aanspreekt; Nw. School, VI, 147: Een heilige onder de heiligen, die d'r toch zo van hield in Brussel of Berlijn een gezellig potje bier te drinken en leukweg voor jongen-van-de-vlakte te spelen; Handelsblad, 9 Aug. 1914 (ochtendbl.), p. 3 k. 2: Het uitvliegen van anders trouwe echtgenooten naar vroegere vermaken, het leven ‘op de vlakte’, dat hen lokken blijft die het eenmaal hebben gekend; V.v.d.D. 5: Ik ben van jongs-af op de Amsterdamsche vlakte geweest; Jord. II, 15: En al die ondieren en ontuchtigen van de vlakte, over héél Mokum, kende hij in hun gevaarlijke, schurftige en meest geslepen streken; bl. 33: En Jet vangt d'r platvisch sooveel d'r over de vlakte swermt tusschen Groot-MokumGa naar voetnoot1), Rotterdam en 't Haagje; bl. 71: Ging ze de vlakte 's avonds weer op, dan was ze verloren; bl. 198. Syn. van de vlakte in dezen zin is baan; vgl. o.a. Jord. II, 88: Voor haar part mocht ze d'r meid nog eerder met een jood zien schuiven, dan dat ze de baan optippelde (vgl. Jord. II, 325: s' Avonds in de puntjes gekloft (gekleed) en gekapt over de vlakte te tippelen); vgl. banen en tippelen, op de baan loopen, langs den publieken weg slenteren, van lichtekooien gezegd (Köster Henke, 68; Tijdschr. v. Taal en Lett. X, 84). |
|