Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 420]
| |
2404. Lange (of kromme) vingers hebben,d.i. zijne vingers te ver uitsteken, zijne handen niet voor zich kunnen houden, diefachtig zijn. Vgl. Poirters, Mask. 233: Desen Hovelingh stack sijn vingheren wat te verre uyt; mnl. elcken vingher is hem eenen haeck weert, iedere vinger doet hem den dienst van een haak (Mnl. Wdb. III, 31); Sart. I, 1, 18: wacht u van die krom gevingert sijn, rapacitatem fugiendam docet; De Brune, 219; Tuinman I, 76: Hy heeft kromme vingers, dit zegt men van ymand die diefachtig is, en van zijne vingeren haaken maakt; Adagia, 69; Harrebomée II, 381 b; Ndl. Wdb. VIII, 320; Molema, 229: kromvingerd wezen, kromme vingers hebben, diefachtig zijn; fri. lange fingers hawwe; afrik. lang vingers hê; Joos, 78: hij heeft lange of kromme vingers; De Bo, 1326 b; Antw. Idiot. 745: lange vingeren hebben; Land v. Aalst: zijn vingeren zijn te lang; hd. lange, krumme Finger haben (oder machen); eng. to be (of the) long (or light) -fingered (gentry); fr. avoir la main crochue ou les doigts crochusGa naar voetnoot1). |
|