Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2403. Geeft men hem den vinger, dan neemt hij de geheele hand,d.i. hij maakt op onbescheiden wijze gebruik van hetgeen hem wordt toegestaan; hij is nooit te voldoen (Ndl. Wdb. V, 1751). Vgl. mlat. cum servo nequam palmus datur, accipit ulnam; Servilius, 73: gheefdy eenen den vinger, so wilt hi de geheele hant hebben; Idinau, 213: Gheeft haer den vingher, sy neemt de handt;
Dat komt van te veel toe te gheven.
Som treckent al naer haeren kant,
Deur een toe-laeten so gedreven;
Ghespeckte handen over-al aen-kleven.
Cats I, 521; Gew. Weeuw. II, 21; De Brune, 228: Wanneer ghy hem de vingher biet, hy wilt de vuyst en minder niet; Tuinman I, 167: Geeft men hem den vinger, hy grypt naar de geheele hand ‘dit zegt men van stoute, onbeschaamde, en onvergenoegbare menschen, die ymands goedheid en mildheid misbruiken, en inpalmen zo veel zy konnen’; C. Wildsch. I, 99: Geef mij den vinger dan neem ik de heele hand; W. Leevend III, 37; VI, 18: Geeft men hun den duim dan willen zij er de vingers nog bij hebben; Adagia, 1: Als men hem den Vinger geeft, dan neemt hy d'heele handt, quam par est, plus vult quam licet; Harreb. I, 276 a; III, 213 b; Prikk. V, 21; Dsch. 165: As me se de vinger geeft, dan neme ze de beide hande; hd. giebt man ihm den kleinen Finger so nimmt er die ganze Hand; eng. give him an inch, and he 'll take an ell; fr. si on lui en donne un pouce il en prend long comme le bras; si vous lui donnez un pied, il en prendra quatre; fri. as min him de finger jowt, nimt er gau de hiele hân; Schuermans, 601 b: geeft men een voetje, men pakt een schreedje of geeft men een hand, men pakt den heelen arm; in het Antw. Idiot. 1377: eerst e lid van 'ne(n) vinger, en daarna heel de hand; afrik. gee 'n man die pinkie, dan vat hy die hele handGa naar voetnoot2). |
|