Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett–2405. Door de vingers zien,d.i. iets oogluikend toelaten, een oogje toedoen (hd. ein Auge zudrücken), lichte vergrijpen niet al te zwaar laten wegen, iets vergeven, iets overzien (V.d. Water, 116); eig. de hand voor de oogen houden, zoodat men niets of weinig zietGa naar voetnoot2). In de middeleeuwen dore die vinger sienGa naar voetnoot3) naast door den vinger loekenGa naar voetnoot4); zie verder O.O.Z. 72: Isset dat gi ons nu hoort ende doet na onsen raede, soe willewi aldus doen ende spreyden oer vynger voor oer ogen ende spraken; Plantijn: Door de vingeren sien, regarder à travers les doigts, connivere digitis; Bebel, 583: per digitos videre est surda aure et sciens aliquid praeterire; Campen, 102; 39: weel niet can laten voer oren ende oghen gaen, ende doer die vinger sien, die can oock niet regieren; Servilius, 260: connivere, ghi en behoeft gheenen bril, ghi condt wel door de vinger sien; Spieghel, 288; Anna Bijns, Refr. 40; 173; Sart. I, 9, 19; II, 10, 30; III, 7, 4; Vierl, 197; Tijdschrift XIV, 140; Poirters, Mask. 170; Idinau, 34: Deur de vingheren sien, en laten lijden,
Werdt nu in t' goede, nu in t' quaedt verstaen.
In t' goedt, om een beter van straffe te mijden;
In t' quaedt, alsment al on-ghestraft laet gaen.
Denckt, dat Godts ooghen al gade-slaen.
Vondel, Salomon, vs. 987; Hooft, Ged. II, 404; Pers, 366 a; 625 b; Westerbaen II, 259; Coster, 10, vs. 38; De Brune, Bank. I, 205; Winschooten, 148: Oogluiken, van waar, het geschiede met oogluiking; dat is, men sag het door de vingeren: men dee' sijn oogen toe, en men wilde quansuis het niet sien; Brederoo, I, 101: Men meer nutticheyts uyt de scherpe bestraffinge der vyanden, als door het blinde vingerkijken der vrunden te verwachten heeft; Rotgans, Boerekermis (anno 1790), bl. 40: | |
[pagina 421]
| |
Hij ziet mijn doen, maar houdt de vingers voor zijn oogen; Van Effen, Spect. VI, 55; C. Wildsch. VI, 217; W. Leevend VII, 14; Tuinman I, 188; II, 111; Adagia, 10; 21; Harreb. II, 381 a; Ndl. Wdb. III, 1375; afrik. jy moet dit maar deur die vingers sien; Waasch Idiot. 714; enz. enz. In het fri. troch de fingers sjên; hd. durch die Finger sehen (Wander I, 1019); oostfri. dör de fingers kiken; de. at see igjennem Fingre med En. |
|