Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 414]
| |
2393. Veel vieren en vijven hebben,Ga naar eind2393d.i. veel bedenkingen hebben, veel uitvluchten, ditten en datten (no. 431) hebben, veel onzin verkoopen; ook veel drukte, veel noten op zijn zang hebben; hetzelfde als veel vijven en zessen hebben; fri. in bult fiven en seizen (sauwen) habbe. De uitdrukking bewaart eene herinnering aan bekende 17de-eeuwsche uitroepen als Gans bloed! Gans dood! Gans vijven! (bij Gods heilige vijf wonden!)Ga naar voetnoot1) en dergelijke, ook gans vier en vijven, bij Gods vuur, d.i. den bliksem, waaraan komisch ‘vijven’ is toegevoegd, in Breug. II, 14 r: Ick sal eens met u drincken nu ghyt begeert,
So raeck ick te peert, om beter te kijven,
De vuysten jeucken my, gans vier en vijven.
Iemand die veel vieren en vijven heeft, gebruikt dus allerlei uitroepen, maakt veel drukte, lawaai, complimenten. Veel vijven en zessen hebben is dan eene navolging. Zie Harreb. II, 377; Br. v. Abr. Bl. I, 182: Maar, zo als ik zeg, wat doet er dit toe, als gy wilt staande houden, dat er geene Vriendschap is, en veel vieren en vyven; bl. 248: Hoor eens, kereltje, je moet zo maar niet denken, dat uw geluk en vryheid geleegen zyn in alles te doen, wat u maar in den zin komt, of dat een geschikt geregeld levensgedrag een fodsig naargeestig Monniksleven is, en veel vieren en vyven; W. Leevend, IV, 318; 336; VI, 6; VII, 342; C. Wildsch. IV, 33; 192; VI, 33; V. Janus, 178: Zoo veele viezenvaazen en vieren en vijven; bl. 348: In alle regeeringen, van welken aart sij dan ook zijn mogen, zijn sommige vizenvazen en vieren en vijven, mitsgaders twaalven en dertienen, welke er zoo noodzakelijk en maar al te noodlottig, aan verknocht zijn; G.v. Eckeren, Annie Hada, 230: En dan kleeden zij zich aan met allerlei vieren en vijven voor hun toilet; Ppl. 44: En as juffrouw K. 't u nou vertelt, dan maakt die d'r nog allemaal viere en vijve bij; Nkr. IX, 10 Juli p. 8: Toen Appel en die boer allebei an 't boomen, de boer zou 't paard wel bij z'n toom vasthouden, veel vieren en vijven; Menschenw. 47: Allegaer els.... saa 'k moar segge.... els vier en vaif en nie g'nog; evenzoo bl. 54; 113; 191; 225. - W. Leevend, VI, 180: Dit dorre werk voegt byzonder wel aan die blokkende geestgesteldheid; dat kaauwen en herkaauwen, en veel vyven en zessen; De Amsterdammer, 12 Dec. 1914 p. 3 k. 2: Men behandelt den belastingbetaler als een minderwaardige, als iemand, waar men niet veel vijf en zessen mee behoeft te maken; Schuermans, 812 b: met veel vijven en zessen iets zeggen, doen, doen met veel beschar, beslag, met veel onnoodig bestel; De Bo, 1324: veel vijven en zessen, veel onbeduidende doeningen of gezegden (Antw. Idiot. 1374); Rutten, 259 b: en vijf (vijven) en zes (zessen) was niet genoeg, hij vertelde veel rimram.; Claes, 270; Joos, 64; Waasch Idiot. 713: veel vieren en vijven of veel vijven of zessen; Molema, 454 a: vieven en veulen, vieven en zessen, veel bestels, veel aanmerkingen; 574 b: vieven en veulen, praten van veul en veif, het van den eenen boeg op den anderen gooien (Leopold, 186); Nkr. V, 5 Maart p. 32; Nest, 55 (vijven en zessen); Mgdh. 81: Een hoop vijve en zesse. In Twente alle vieven en zessen bie mekaar hollen, niet van zijn stuk raken. |
|