Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 409]
| |
den pagger zijn (IndiëGa naar voetnoot1)). Vgl. Nest, 107: Je bent nu zoo vet als een slak, maar als je nuchter was, zou ik je tegen de wereld schoppen; St. L. 36: En ze drinken sterke dranken en ze worden meestal vet; Uit één pen, 111: Hij was zoo vet als een slak; Lvl. 27: X is vannacht weer vet thuis gekomen; P.K. 70: Hij is vet roept een van 't schellenkie, hij heit 'em om hoor! gilt een ander; Villiers, 137; Zandstr. 91: Vader nooit thuis of smoorvet; Zondagsblad v. Het Volk, 1905, bl. 370 (smoorvet); Steijnen, Verbijsterden, 136: straalvet; in Nkr. IV, 8 Mei p. 6: straalbezopen vet. Een dronkaard wordt een vetlap genoemd (Lvl. 28; Nachtkr. 8; 53); hd. (saksisch) fett sein, betrunken sein; einen Fettbauch haben, leicht angetrunken sein (Horn, Soldatenspr. 88). Vgl. met dit laatste het drentsche dik, syn. van doen, dronken (Bergsma, 89); Molema, 75: dikdoen, dik en doen of dik, (smoor)dronken Antw. Idiot. 351: dik, dronken; Ndl. Wdb. III, 2614: dik zijn, zoo dik als eene koe zijn, dronken zijn. Vgl. zat of vol zijn; hd. dial. knüppeldicke, drietedicke, waar ook uit blijkt dat de begrippen dik, vol en dronken kunnen samenhangen. |
|