2368. Verkouden (of verkouwen) zijn,
d.w.z. mis zijn, er bij zijn, er ingeloopen zijn, zuur zijn. Vgl. Gunnink, 230: vekòln, verkouden, er in geloopen; fri. it spul is forkâlden, de zaak staat verkeerd, loopt mis, is verloren; Molema, 446: 'k bin nog nijt verkollen (in 't spel), 't is nog niet geheel verloren, 'k ben er nog niet om koud; Nkr. II, 13 Dec. p. 2: Al raakt nou 't menschdom verkouwen, dat scheelt me nu voortaan geen bal; O.K. 173: Ik ben er nog voor een koopje afgekomen, maar Kees was verkouwen; Nkr. V, 9 Sept. p. 4: De Katholiek-sociale week is thans in Maastricht gehouden en nu is de sociaal-demokratie in de mijnstreek glad verkouden; VI, 7 Sept. p. 4; VII, 8 Maart p. 6: En Vader Bram, die is ook al verkouwen, ja, die heeft ook al een sof, ongehoord; 15 Maart, p. 6: Blijft de Koalitie behouën, dan ben ik verkouwen; Jord. II, 47: Maar als 't kleine goed voor haar gewaarschuwd werd, was ze voor haar leven verkouden.