Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 394]
| |
2346. Het veld behouden,d.i. meester blijven; eig. gezegd van eene legermacht, die zich staande houdt, zich niet uit het slagveld laat slaan en meester blijft van het terrein; vgl. Pers, 678 a en de 18de-eeuwsche uitdr. zijn grond bewarenGa naar voetnoot1). Reeds in het mnl. dat velt behouden; ook in de 16de en 17de eeuw zeer gewoon. Zie R. Visscher, 't Lof van Rhetorica, vs. 48; Idinau, 16; Hooft, Ged. I, 131; Ned. Hist. 111; Vondel, Jeptha, 157; Gijsbr. v. Aemst. 241; Tuinman I, 242; C. Wildsch. IV, 23; Sewel, 839: Het veld behouden, to win or keep the field, to remain master of the field, to get the day; Ndl. Wdb. II, 1519; Waasch Idiot. 688 b: hij zal 't veld niet houden, zal ziek worden, zal sterven. Ook was in de 17de eeuw bekend het veld houden, dat wordt aangetroffen bij Huygens, Hofwijck, vs. 413 in den zin van meester zijn. In het hd. das Feld behalten oder behaupten; eng. to hold (or to keep) the field; to keep one's ground; fri. it fjild bihâlde. |
|