2347. Het veld ruimen,
d.i. vluchten, heengaan; eig. gezegd van eene legermacht, die het slagveld ontruimt, die wijkt; mnl. dat velt (of die plaetse, dat parc, dat scap) rumen of lochenen (16de eeuw). Voor de 17de eeuw vergelijke men Pers, 748 a (in de eig. bet.) en Vondel, Maeghden, 619; Salmoneus, 292:
Men ruimt, met eenen voet of twee te rugh te treên,
Het velt niet, maer verliest wat velts om 't velt te winnen.
Zie verder De Telegraaf, 5 Januari 1915 (avondbl.), p. 5 k. 2: Is het beter dat anderen den bal opgooien - allright. Ik ben direct bereid het veld te ruimen; Harreb. II, 367 b: Iemand het veld ruimen of laten. Iemand het slagveld alleen laten (zie V. Avant. I, 222); Ndl. Wdb. XIII, 1715; hd. das Feld räumen; eng. to give ground; fri. it fjild romje.