Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 384]
| |
paardekleed, slepend kleed, afhangende flarden, vod; degene, die vodden draagt. Het woord wordt aangetroffen in Woordenschat, 1192; Kmz. 152; 296: Wat 'n valderappus, zei schoonmama; Zandstr. 23: En van al dat falderappes hield je den Polder op die manier schoon; Nkr. VIII, 28 Febr. p. 2: Hoe kom jij dááraan, falderappes? Zevende Gebod, 63; Jij sal d'r af of ik sal d'r af! Valderappus! Riggeltjestuig! vee!; Handelsblad, 5 Sept. 1914 (ochtendbl.), p. 3 k. 1: Kelly is hier de man. Men heeft zijn facie met de uitstaande ooren en den leuke-vertrokken falderappenmond, op het affiche gezet; Sabbath, 33: As 'k ehaam kom krieg 'k van me memme, emmes e valderappus. |
|