2321. Voor het (lieve) vaderland weg,
d.w.z. in groote mate; in 't ruwe weg; zonder veel complimenten; in het Westvlaamsch van 't vaderland weg, buitenmate, verschrikkelijk; De Bo, 1235 b: hij drinkt en hij vloekt van 't vaderland weg; in het Antw. Idiot. 1309 en Waasch Idiot. 684 a: iet doen veur 't vaderland, veel moeite doen; fel werken; Nav. 1897, 63: hij drinkt alsof het voor 't vaderland gaat; in het fr. hy sûpt mar for 't faderlân wei, eig. maar al door op het welzijn van het vaderland? In Groningen: veur sunt Velten (zonder ophouden; Molema, 414). Vgl. Amst. 138: Wij menschen zegge maar zoo voor 't vaderland weg onder de brug, dat is zooveel als de bestekamer van de arme lui; Het Volk, 19 Maart 1914, p. 2 k. 1: Zoo heel stilletjes, voor het vaderland weg, als wist hij van den prins geen kwaad, plaatste het kamerlid de Jong in zijn Hilversumsche ‘Vooruit’ de propaganda-artikelen van ‘Onze Vloot’. In het nd. zegt men för Manchester weg eten, flinken eetlust hebben, niet kieskeurig zijn.