2312. Uitstel is geen afstel,
d.w.z. ‘al stelt men iets uit, men behoeft het daarom nog niet op te geven. Vooral in toepassing op schulden, die men in te vorderen heeft, of op iets, waarmede men iemand bedreigt’ (Ndl. Wdb. I, 1557). Van uitstel komt afstel of uitstel, afstel, wanneer men een plan telkens uitstelt, komt er ten laatste niets van. In het mnl. werd de eerste gedachte uitgedrukt door: beiden en is geen verlaet; in de 17de eeuw kende men uitstel is geen quijtschel, lang borgen is geen betaaling (Winschooten, 291); eerst in de 19de eeuw heb ik de uitdr. in den tegenwoordigen vorm aangetroffen bij Harrebomée I, 11. Vgl. verder het lat. quod differtur non aufertur (bij Arnobius ± 450); mlat. res que differtur, auferri sepe videtur (Werner, 86); hd. aufgeschoben ist nicht aufgehoben; eng. forbearance is no acquittance or all is not lost that is delayed; fr. chose differée n'est pas perdue.