Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2304. Elk meent zijn uil een valk te zijn,d.w.z. ieder houdt het zijne (zijne kinderen, zijn werk, zijn liefje) voor uitnemend; lat. quisquis amat ranam, ranam putat esse Dianam; fri. elts mient dat syn ûle in falk is, waarvoor ook gezegd wordt elts hâldt syn eigen protter (spreeuw) for in lyster. Ook een uil wordt, evenals de valk, gebruikt voor de vogelvangstGa naar voetnoot2); vandaar dit spreekwoord, dat wordt aangetroffen bij Spieghel, 285; Cats I, 417: Siet! 's vrijers gunstigh oogh dat kan de schoonheyt maken;
Elck acht sijn uyl een valck, en boven eygen mal,
Soo wil men dat het volck het soo geloven sal.
Zie ook Smetius, 189: Eenen jeghelicken dunckt sijn uyltjen, een guyltjen; bl. 265: Elck een dunckt sijn uyltje een duyfjen te zijn; De Brune, 43; 462; Bank. I. 282; Pasquilmaecker, 28: Ider meent toch syn Uyl een Valck te sijn, en heeft sijn liefje lief, schoon wasse besnot; Paffenrode 76; Rotgans, Boerekermis (anno 1790), bl. 33: Elk noemt zijn Uil een Valk, zijn koekoek Nachtegaal; Tuinman I, 83; Sewel, 807: Elk meent dat zyn uil een valk is, every one thinks his own geese swans (ook every mother thinks her sprats are herrings); Harreb. II, 350; Antw. Idiot. 1279: iederen uil meent dat zijn jongen valken zijn; Joos, 176: ieder uil meent zijn jong een valk te zijn; en vgl. het hd. jeder hält seine Eule für einen Falken oder jeder sieht seine Eule für eine Nachtigall an, dat herinnert aan De Brune, Bank. I, 379: Elck meent, dat zijn koeckoeck fraeyer zinght, als een anders nachtegael. |
|