Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 376]
| |
2303. Eene ui tappen,d.w.z. eene aardigheid ten beste geven, waarom men lachen moet; ‘een juin slaan’, zooals in de studententaal gezegd wordt (Woordenschat, 520 b); zie Harrebomée II, 350. Ook een ui met iemand hebben, iemand beetnemen (Nw. Amsterdammer, 20 Maart 1915 p. 9 k. 1). Hoogstwaarschijnlijk wordt deze naam aan eene aardigheid gegeven, omdat ook eene ui het oog doet tranen en dus dezelfde uitwerking heeft als een grapGa naar voetnoot1). Vgl. hd. ulken (ook anulken, verulken) naast ulkig (grappig), ulk (grap), dat in het nederrijnsch eene ui beteekent (Genthe, 65; Kluge7, 470) en ook door Kiliaen, 660 in dien zin wordt vermeld. Voor eene andere beteekenis van ‘ui’ zie no. 181. |
|