Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2285. Tranendal.Hieronder verstaat men de aarde met al haar ellende, in tegenstelling met den hemel, het oord der gelukzaligheid; vgl. mnl. in desen ellinde, hier op aarde; mnl. dat erdsce dal, dat dal der tranen, daertsche ween, dat dal van wene of dat jamerdal, jammerdal, tranendal (nhd. jammertal; mhd. jâmertal); 17de eeuw en ook nu nog jammerdal (zie Ndl. Wdb. VII, 173Ga naar voetnoot3)) of het droeve dal; Sewel, 167: Een traanen dal, a valley of tears, an epithete of the world; Halma, 105: Dal der traanen; traanendal, vallée de misère ou de larmes; Nkr. III, 21 Febr. p. 3: Hoort hen, heiligen in den hemel, die hier in ons tranendal tot u smeeken en u bidden; Kalff, Gesch. der Ndl. Leterk. II, 497: Het leven in dit ondermaansch tranendal was slechts een voorbereiding tot beter, hooger leven; Te Winkel, Ontwikkelingsgang der Ndl. Ltk.1 I, 271: Voor den Christen was deze aarde een land der vreemdelingschap, een tranendal en tegelijk een oord der verschrikking; Jord. II, 132: Zoo een krukkedanser als hij, mijdde liever den gladden vloer, want op zijn | |
[pagina 368]
| |
armelijk zitvlak eenmaal neergestort, bekeek hij het tranendal uit nog kleiner horizon; Twee W.B. 109: En mocht mijn Joele eens in dit tranendal bezwijken, met zeegras opgevuld zal ze in de diergaard prijken; bl. 167: We zijn allemaal tobbers onder malkaar in dit ondermaansche tranendal; fri. it triennendal; Villiers, 129: O tranendal! hoe treurig gaat dit nie! |
|