2282. Aan de touwtjes trekken (of zitten),
d.w.z. het bewind der zaken in handen hebben, de lakens uitdeelen. Oorspronkelijk gezegd van iemand die door middel van touwtjes iets (marionetten?) in beweging brengt; daarna bij overdracht toegepast op iemand die in 't geheim de teugels in handen heeft, alles regelt en bestuurt (zie no. 1991); vgl. in denzelfden zin de draden der politiek (zie Ndl. Wdb. III, 3178). Zie Nkr. V, 10 Juni p. 3:
Mijnheer, mijn Hoofd heeft mij doen weten
Dat ik voortaan mij niet meer mocht vermeten,
Aan kinderen de kennis te verstrekken
Wie in ons landje aan de touwtjes trekken.
Nkr. V, 24 Juni p. 6: Bram Kuyper, die goocheme spullebaas die trekt - achter 't scherm - aan de touwen; Het Volk, 6 Febr. 1914 p. 7 k. 2: Een stevig protest tegen het drijven van verschillende personen, die achter de schermen aan de touwtjes trekken, zou zeker wel op zijn plaats zijn geweest; 22 Juni 1914 p. 6 k. 1: Die zelfde hulde komt aan Michels toe, die als administrateur alle touwtjes in handen heeft, naar alle hoekjes van de wereld toe; 9 Juni 1914 p. 1 k. 2: De heeren die aan de touwtjes zitten; De Arbeid, 18 Maart 1914 p. 1 k. 2: De heeren die aan de touwtjes zitten, speculeeren op de onwetendheid van de massa. Aan het touwtje (of touwtjes) hebben, in zijn macht hebben; vgl. De Vrijheid, 9 Jan. 1924, 1ste bl. p. 4: Wel hebben de afgevaardigden der Ger. St. P. de broeders in den geloove aan het touwtje, om van aande-ketting-liggen maar niet te spreken; Groot-Nederland 1914 (Oct.) p. 443: Wij hebben de Beurs ook niet an touwtjes. En met kinderachtige dreigementen gaat 't fonds niet de hoogte in. Vgl. eng. to pull (on) the strings (or the wires); hd. die Fäden in der Hand haben; fr. c'est lui qui tient les ficelles, qu'on ne voit pas agir et qui fait agir les autres.