Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2278. (Hoog) van den toren blazen,Ga naar eind2278een groot woord hebben, een hoogen toon aanslaan; Harreb. II, 341: Hij blaast van den toren; De Vrijheid, 12 Maart 1924, 1ste bl., p. 3 k. 1: Wie eenmaal een blauwtje liep, moet niet zoo hoog van den toren blazen. |
|