2276. Een hoogen (lagen, anderen) toon aanslaan,
d.i. door op een toets te slaan een zekeren toon voortbrengen; bij overdracht: door woorden of vooral door stembuiging zekere gemoedsstemming openbaren; meestal in ongunstigen zin (vgl. het fr. le ton fait la musique); Ndl. Wdb. I, 309. Zie Mar. v. Nijm. 166: Zijn voiseken versoeten; Huygens, Scheepspraet, vs. 26: Stille, Maets! een toontje min! Pers, 309 b en 570 b: Een soeter toon trecken, - singhen; Sewel, 791: Op een hooge toon spreeken, to speak boldly, to talk high; Van toon veranderen, to sing to another tune, to talk at a lower rate (vgl. een toontje lager zingen o.a. De Arbeid. 5 Dec. 1914, p. 3 k. 4; Nkr. VIII, 29 Aug. p. 2; Het Volk, 2 Febr. 1914, p. 5 k. 4); Tuinman I, 259: Dat gaat een toontje te hoog; Harreb. II, 339: Hij zingt nu uit een anderen toon of hij speelt nu uit een anderen grondtoon. In het Friesch zegt men: hy bliest ût in heech (of ook in oar) gat; vgl. het Antw.: 'nen anderen register trekken, op eene andere manier te werk gaan dan men tot nu toe placht; hd. einen anderen Ton anstimmen; eine andre Saite anschlagen oder die Saiten ändern; fr. baisser le ton; changer de note, de gamme, de ton; eng. to change one's tone; to pipe down; to talk in a high strain; fri. hy moat nou in oare wize sjonge.