Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2239. Dat slaat als een tang op een varken,d.w.z. dat slaat in het geheel niet op elkander, dat sluit niet, heeft geen betrekking op elkander. De zegswijze moest eig. luiden: dat sluit of past als een tang op een varkenGa naar voetnoot2), zooals o.a. staat bij Marnix, Byenc. 60 r: Maer sy sullen wel een lange Neuse krijgen, als sy sien sullen, dat de gantsche Schrift, met de uytlegginghe der H. Vaderen, op onze Lere ten minsten alsoo wel sluyt als een tanghe op een Vercken; zie Servilius, 8*: Een tange op een verken; J. van Hout: Elf of twaelf regelen, die zoo veel sluyten als een tange up een varckenGa naar voetnoot3); Sart. III, 6, 76: tSluyt als een tang op een vercken; Idinau, 10: Het sluyt als een tanghe op een vercken;
Dat seght-men van al, dat qualijck past.
Ons Volksleven V, 203; Winschooten, 100; Halma, 628: Het sluit als eene tang op een varken, het is eene reden zonder slot; Spaan, 168; De Brune, 422: Het past ghelyck een tanghe op een swijn; Starter, 525: Indien dat het heel contrary valt ende dat het hem past, als een tang op een vercken (so men seyt); Adagia, 28: gelijck een tange op een vercken, leonis exuvium super crototon; Tuinman I, 84: dat past als een tang op een verken; Van Eijk II, Nal. 50; Harreb. II, 325; Kalff, Gesch. der Ndl. Ltk. II, 508: Een samenspraak, getiteld Absurda, waarin woord en weerwoord op elkander sluiten als een tang op een varken; Het Volk, 17 Oct. 1913 p. 1 k. 1: Deze verwachting slaat op de feiten als een tang op een varken; De Arbeid, 19 Dec. 1914 p. 4 k. 1: Het tweede gedeelte van genoemd citaat slaat, om het eens plat uit te drukken, op 't eerste als een tang op een varken; Antw. Idiot. 941; 1221; Joos, 29: dat staat u gelijk een tang op een varken, dat past u geenszins; 't Daghet XII, 142: passen gelijk een tang op een verken; Waasch Idiot. 226; Dr. Bl. 3, 48: dat steet as ne tang op 'n verken; enz.Ga naar voetnoot4) Synoniem zijn of waren de uitdr. dat slaat als een tang op een aschpot of een aschvarken; dat sluyt ghelyck ses vingeren in een handtschoen; dat sluyt als een haspel op eenen vleesch-pot (of moespoet), als zeven haspelen in een zak; dat slaat | |
[pagina 347]
| |
als een haspel op een koolpot (in Elzeviers Maandschrift, 1915, p. 87); thans nog in het Nd. dat slütt as'ne Tange up 't Fiärken; dat passt as ên Haspel up ên Kohlpott (Eckart, 462; 398); as d'fûst up 't ooge (ook Ndl.; Dirksen I, 74); dat past gelijk een tang op eeu hek (onderdeur; Rutten, 89 b); dat sluit gelijk een duim in een hoedje of gelijk een hulle (deksel) op de zee (De Bo, 277 a); da stouët (staat) läk in tang oep in zoeg (zeug; Tuerlinckx, 585); bij Bergsma, 21: dat liekt, slat as 'n tang op 'n zwien, vaarken, op 'n gaffel, as 'n hond zonder staart; fri. dat slacht (of stiet) as in in tange op in baerch. Zie no. 856. |
|