2224. Ergens geen tabernakelen bouwen,
d.w.z. op de eene of andere plaats niet voor geruimen tijd blijven. ‘De spreekwijze is ontleend aan het verhaal der verheerlijking op den berg; zie Matth. 17; Mark. 9 en Luc. 9. Volgens dat verhaal waren Jakobus, Johannes en Petrus op den berg der verheerlijking en zagen daar Christus in verheerlijkte gedaante en Mozes en Elia met hem sprekende. Petrus sprak toen tot Jezus: Heer! 't is goed dat wij hier zijn, laat ons hier drie tabernakelen bouwen, voor u éen, en voor Mozes en Elia éen’. Zie Zeeman, 456 en vgl. Huygens, Hofw. 1327: My docht hare (ziel) lusten spraken van Tabernakelen om hoogh te mogen maken; soo wèl was 't daerse was; Sewel, 772; Halma, 627: Ik zal daar geen tabernakelen bouwen, je ne ferai pas-là un long séjour. Vgl. ook het wkw. tabernakelen, ergens langen tijd vertoeven, verblijf houden; Schuermans, 707 b: tabernakelen, schilderen, lang blijven wachten; de uitdr. ergens zijne tenten opslaan (Harreb. II, 328 a; Villiers, 126; De Telegraaf, 14 Dec. 1914 (avondbl.), p. 7 k. 3: De smaakvol ingerichte lunchroom waar wij dezen avond onze tenten zouden opslaan; 16 Jan. 1915 (avondbl.), p. 1 k. 5: Alle individuen, die daar hun tenten opgeslagen hadden; 19 Jan. 1915 (avondbl.), p. 1 k. 4: De villa waar hij zijn tenten heeft opgeslagen; fr. fixer ses tabernacles; dresser, planter sa tente ou son clou; het Zuidndl. ergens geen huizeke bouwen, er niet lang blijven; 17de eeuw: ergens zijn paviljoen oprichten (Ndl. Wdb. XII, 858).