2188. Ieder wat van de stokvisch(vellen),
ieder moet er wat van hebben, ieder zijn deel; eerlijk deelen. Dit gezegde komt in de 17de eeuw voor in 't Sacspiegeltje, bl. 187: Dewyl yder wel wat van de Indische stockvisvellen diende te hebben wert den pachuus-meester door den heer directeur behendich voorsien van de alderbeste, eerste en bestencoops incoop van amphioen of opium uijt Pattena, rouwe zijde en armosynen uit Cassimabasaar; zie verder Tuinman II, 114: Elk het zyne, dat deelt best. Elk zyn deel in de stokvischvellen; Harreb. II, 309; Molema, 567: Elk wat van de stokvis!; fri. elk hwet fen 'e stokfiskfellen; oostfri. elk wat von de Stockfisch (Eckart, 505).