Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2160. Geen steek,d.w.z. hoegenaamd niets, geen slag. Het waarschijnlijkst is het, dat we aan een steek in den zin van ‘punt’ moeten denken, daar het op de oudste plaatsen altijd voorkomt in verbinding met het wkw. zien. In het mnl. komt de uitdr. voor in Ovl. Ged. I, 79, 475: Inne sie ene steke niet; Mandev., 202: Daer na maken si den nacht, so datmen eenen steke niet en siet. Vgl. ook Suringar, Dit sijn Seneka leren, 475 (gloss.); Mnl. Wdb. VII, 2042 en verder Marnix, Psalm 135, vs. 16: s' Hebben ooghen, maar sien niet ien steeck; Cats I, 628 (ed. 1726): In ons eygen huis en sien wij niet een steeck; Sewel, 752: 't Is zo donker dat men geen steek (geen oog vol) meer zien kan, it is so dark, that one can see nothing; De Jager, Lat. Versch. 138, waar ook gewezen wordt op het mhd. niht einen stich sehen (Lexer II, 1186); Molema, 400 b; Afrik. ek kan nie 'n steek meer sien nie; Tuerlinckx, 586; De Bo, 1095 b; Antw. Idiot. 1176; Waasch Idiot. 624 a; hd. keinen Stich sehen können, - arbeiten; fr. ne point, niets. In geen steek uitvoeren kan gedacht worden aan een steek bij 't naaien; vgl. fr. ne pas faire un point d'aiguilleGa naar voetnoot1). |
|