2149. Staat maken op,
d.w.z. vertrouwen op; vgl. rekening maken op, op iets rekenen. Het znw. staat beteekent in deze uitdr. eig. lijst van ontvangsten en uitgaven, inventaris (zie Mnl. Wdb. VII, 1895 en thans nog in Zuid-Nederland); vandaar berekening. ‘Staat maken op’ beteekent dus zijn gissing, zijn berekening maken op; vandaar vertrouwen op iets, zich op iets verlaten, op iets rekenen. Zie De Brune, Bank. 2, 106: Dewijle dan de meeste menschen zonder compas zeylen, zoo en is op haer streke niet te gleuzen, of staet te maken; Huygens, Oogentr. 259; Pamfl. Muller, 3934, 8 r; Asselijn, 237: Staet te maaken op Oomen zyn droomen; Van Effen, Spect. VI, 16; Sewel, 748; Halma, 605: Ergens staat op maken, zig verlaaten, betrouwen; enz.; Afrik. 'n staatmaker, iemand op wien men rekenen kan. In het Vlaamsch ook staat gaan op; in het Westvl. boôm maken op (De Bo, 165 b; fr. faire fond sur quelqu'un).