Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 306]
| |
2148. Zeggen waar het op staat,iets onbewimpeld, ronduit zeggen, zonder er doekjes om te winden; eig. zeggen, waar het op neerkomt, op aankomt, op berust, dus de hoofdzaak, de kern van eene zaak zeggen. De uitdr. komt in de Middeleeuwen voor in Ons Heren Passie, vs. 10: Mer wilstu doen na minen raet,
Ic sel di segghen waert op staet.Ga naar voetnoot1)
C. Wildsch. V, 268: Ik ben Mevrouw flapuit, ik zeg daar het op staat, al stonden alle de groote paruiken voor mij. |
|