Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2128. Splinternieuw,d.w.z. fonkelnieuw, gloednieuw, d.i. zoo nieuw, dat het nog den gloed der nieuwheid draagt. In de 17de eeuw spikspeldernieuw, zie o.a. Huygens IV, 27; Brederoo II, 204; Halma, 599; speldernieuw (bij Coster, 572, vs. 548; hd. dial. spelterneu). Splinternieuw (Halma, 600) zoowel als speldernieuw willen beide zeggen zoo nieuw als een pas afgehouwen splinter. Het voorgevoegde spik beteekent spijker (eng. spick, spike; mnl. spike), zoodat het geheele woord beduidt zoo nieuw als een spijker, die pas uit het vuur komt en een splinter, die juist is afgehouwen; in het eng. zegt men eveneens spick and span new naast spandernew, span-fire-new. Kiliaen kent ook spelle-nieuw j. vier-nieuw. Bij Van Effen, Spect. IX, 146 treffen we splinternieuw aan, dat ook aan Tuinman bekend is. Zie De Jager, Verscheidenheden, 325-328; V. Janus, 3, 200; vgl. het hd. dial. splitterneu; splinterneu; funkelnagelneu, splitter fasernackt, eig. bis auf den letzten Splitter, die letzte Faser entblöszt (Borchardt, no. 1119Ga naar voetnoot1)), dat te vergelijken is met het gron. splinternoakend (Molema, 397 a); de. splinterny; zwe. splitterny; zuidndl. spikspaandernieuw; splindernagelnieuw, splenternagelnieuw, vonkelnagelnieuw; speksponnieuwe. |
|