2127. Spikkel hebben op iets,
d.w.z. iets met welgevallen zien, er zijn vermaak in scheppen, zin in iets hebben. ‘Spikkel’ wordt gehouden voor eene verkorting van spikkelatie (speculatie), dat in denzelfden zin voorkomt bij Wolff en Deken, C. Wildsch. III, 28: Ja, als hij (mijn man) eens een glaasjen extra drinkt.... dan kan hij met Juffrouw Hoffman nog wel eens zo wat stoejen en meesmuilen; en daar heb ik altoos mijn spikkelatie in; 266: Het heugt mij nog wel.... en daar had ik dan grooten spikkel aan; VI, 68: Gods lieve vogeltjes te zien huppelen en te hooren zingen, daar ik ook recht mijn spikkel aan heb. Vgl. Halma, 596: Ergens speculatie in hebben, avoir du goût ou de l'attachement pour quelque chose; Sewel, 737: Hebt gy 'er ook speculatie in, have you any mind to it? does it please you? Evenzoo in Zuid-Nederland speculatie hebben in iet, er liefhebberij, behagen in hebben (Antw. Idiot. 1151). De uitdr. ‘zijn spikkel hebben aan’ komt verder voor in C. Wildsch. V, 107; Br. v. Abr. Blank. II, 198; Harreb. II, 289: Ik heb mijn' spikkel in hem, dat is, ik kan mijne oogen niet van hem afhouden; Boekenoogen, 976; De Vries, 97: ergens spikkeling van hebben, ergens zin in hebben.