Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2119. Die zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht,d.w.z. die uit het ongeluk van anderen leering trekt, wordt goedkoop wijs; vgl. het lat. felix quem faciunt aliena pericula cautum. Zie Plantijn: Wijs is hi, die hem aen eenen anderen spiegelt; Goedthals, 82: Hy spieghelt hem saechte, die hem aen eenen anderen spieghelt, il se chastie bien, qui se chastie par autruy, welke gedachte in den Lekenspieghel III, 10, 249 wordt uitgedrukt door: | |
[pagina 293]
| |
Dat hem die ghene zaechte castijt,
Die an andren leert ende verstaet
Wat hem goet si ofte quaet.
Vgl. verder Mnl. Wdb. VII, 9; 1718; Scaecsp. 119; Servilius, 253; Spieghel, 271; Van Vloten, Geschiedzangen I, 226; Everaert, 128, vs. 366; Sart. II, 4, 13Ga naar voetnoot1); Hooft, Brieven, 162; Idinau, 223; Winschooten, 276; Cats I, 525; Vierl. 46; 220; Starter, 438: Hy spiegelt hem sachtlijck, die hem spiegelt an ien aêr; Asselijn, 280: Hy spiegeld hem sagt, die hem spiegeld aan een anders gebreken; Halma, 598: Een spiegel ergens aan neemen, prendre exemple de quelque chose; hij spiegelt zig zagt, die zig aan een ander spiegelt, t's gemakkelijk te leeren aan eens anders schade; Sewel, 739; Adagia, 26: Geluckigh in 't leven is hy boven al, die sigh spiegelt aen een anders ongeval; bl. 35: Hy spiegelt sigh wel, die sigh aen een ander spiegelt; ook bl. 37; Harreb. III, 35 b; 62 b; Wander IV, 694; enz. |
|