Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2120. Geen spier om iets geven,d.w.z. niets geven om iets, er zich niet om bekreunen. Onder een ‘spier’ moet men een grashalmpje verstaan, zooals blijkt uit de Teuthonista, 132: Gras, spyer, gramenGa naar voetnoot2). Reeds in de middeleeuwen lezen we: Roelant die stoute, noch Olivier
En hadden niet bi hem een spier.
Ook in het Duitsch is kein Spierchen; nig ein Spier, Spire gebruikelijk in den zin van ‘niet het allergeringste’; zie Molema, 565; Eckart 495; Hoeufft, 563, V. Schothorst, 203; Schuerm. 657 a; Antw. Idiot. 1157; Waasch Idiot. 615; fri. gjin spier of gjin sprutsel; Ten Doornk. Koolm. III, 277: spire, spîr, eine Aehre od. ein Halm, eine Faser, etc.; fr. pas un fétu, un brin. De Jager, Lat. Versch. 86 en Ndl. Wdb. V, 595. |
|