Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2112. De speelman zit nog op het dak.Dit wordt gezegd van jonggetrouwde lieden, die nog in de wittebroodsweken zijn; de eerste vreugde is nog niet geheel voorbij, de muzikanten bevinden zich als het ware nog op het dak (of zooals Tuinman I, 96 zegt: op de zolder; en II, 65: op den vloer); syn. van de pijper sitt noch op het huijs, de recens nuptis (Smetius, 193). De uitdr. komt voor in den Eerl. Pluckvogel, 243: Als den speelman sit op 't dak is het blijschap en gemack te trouwen; Gheschier, Des Werelts Proefsteen, 263 (anno 1643): Watser snelder als de saken, die van soete suer gheraken? Hoe langh duert het lieve knuys dat den speelman sit op 't huys? Bij Van Effen, Spect. V, 22: Ik wilde myn Sofia zo vroeg en terwyl de Speelman (gelyk men zegt) nog op het dak zat, geen verdriet aandoen; zie ook X, 218; W. Leevend II, 126; VI, 16; Rusting, 217Ga naar voetnoot2); Boekenoogen, 971: de speulman zit (nog) op het dak, soms met de toevoeging en botertje tot den boôm; Schuermans, 654 a; 't Daghet XI, 95: daar is de speelman gauw van 't dak gevallen; Antw. Idiot. 328; Waasch Idiot. 612 b; Rutten, 212 en De Bo, 1065 a: ‘De speelman op het huis. Van de nieuwgehuwden zegt het volk dat de speelman bij hen eerst in den hoek van den heerd zit, van waar hij aldra verschuift tot op de zulle (drempel) van de deur, en van daar al verder voorttrekt op het dak van 't huis, waar hij nog eenigen tijd verblijft, om dan eindelijk met den rook van de kave (schoorsteen) weg te vliegen’. Vgl. de in de 16de eeuw bij Everaert I, 207 voorkomende uitdr. de speillieden noch bachter duere sitten. In het fri.: de spylman sit yette op it tek. |
|