2108. Eene spaak in het wiel steken,
d.w.z. iets door een onvoorzienen hinderpaal beletten; eig. door plotseling eene spaak in het wiel te steken beletten dat het voortdraait, zoodat de wagen moet blijven stil staan. In de 17de eeuw reeds vrij gewoon naast een stok in 't wiel steken (- leggen of werpen); vgl. Sart. III, 10, 73: Een stock in 't wiel werpen, scrupulum injicere; Winschooten, 294: Een stok in 't wiel steeken, is een voermans woord, hetwelk oneigendlijk beteekend een saak verhinderen: een saak in de wal schuiven: want als men een stok in een wiel, of rad van een waagen, steekt: soo kan de waagen niet voortrijden: maar moet stille staan; bij Paffenr. 224: een stok in 't wiel leggen. Zie verder Hooft, Ned. Hist. 444; Brieven, 158; 199 en 414: Hoewel te duchten staat, dat de Deen ook een' spaak in 't wiel zal steeken, met stijven van den Sax; Pers, 408 a; 525 a; 596 b; Sewel, 760; Halma, 595: Eenen spaak in 't wiel steeken, iets in zijnen voortgang stuiten; V. Janus, 3, 330; Harreb. II, 282; Het Volk, 3 April 1914, p. 2 k. 4; Jord. II, 155: Hij zou een gekke spaak door Jet's drijverijen steken; enz. In Zuid-Nederland: daar is eene sport in 't wiel (Schuermans, 662 b); Waasch Idiot. 612: speeken in 't wiel steken, iemand in eenig ontwerp dwarsboomen; Antw. Idiot. 2068: stokken in 't wiel steken, iemand of iets dwarsboomen; in 't Hagelandsch: ieverens in schää (schei, platte sport, dwarshout) tusse steke (Tuerlinckx, 546); Afrik. 'n spaek (of 'n stok) in die wiel steek; in 't Friesch: in speak(e) yn 't tsjil stekke; in 't fr. mettre des bâtons dans les roues; eng. to put a spoke in the weel; 16de eeuw: to set a spoke in one's cart (Prick); Gunnink, 216: iemand een stike steken.