Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 288]
| |
van een ronddraaiend wiel, dat tegen een spaak loopt en niet verder kan? Vgl. Molema, 565 a: spoak loopen, misloopen; 'k bin spoak loopen, ik kwam te onpas, ik vond hem niet thuis; Harreb. II, 282 a: Het zal spaak loopen; en 287 b: Daar zal het ook nog wel eens op eene spie loopen (vgl. Antw. Idiot. 2053: 't loopt op een spie, er gaat een einde aan komen). Elders spanker loopen, misloopen (te Monnikendam); fri. speakje of (to) speak rinne, syn. van stomp rinne; Handelsblad, 26 Maart 1915 (ochtendbl.), p. 2 k. 2: Wie had nu ooit gedacht, dat het in de Eerste Kamer ooit spaak zou kunnen loopen met het ontwerp? |
|