Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 283]
| |
2100. Een sof.Onder een sof (hebr. sauph, einde) verstaat men een slecht eindeGa naar voetnoot1), tegenslag, strop, teleurstelling, slecht verloop, mislukking; een (leelijke) sof innemen, een tegenslag ondervinden (Woordenschat, 1077). Vgl. Speenhoff III, 9: Hij kon de koets niet eens betalen:
't Ging op de pof,
En de koetsier dacht bij z'n eigen:
Dat wordt een sof.
Het Volk, 18 Oct. 1913, p. 5 k. 2: Alles wat er geprobeerd werd leverde een sof; Speenhoff VI, 38: De brouwerij die heit de sof; Leersch. 129: Omdat de Seere dan toch mit se proats as 'n geheel-enthouwer d'r uit wier gemikmakt, dat 't om te baste was van de sof die-die had; Nkr. I, 24 Nov. p. 3: Gijs, zei de laatste, weet je hoe 't komt dat 't zoo'n sof is met de effecten?; VIII, 18 Juli p. 3: Morgen aan den dag heb ik ze (mijn kiezers) noodig bij mijn aftreden en worden ze ja kwaad dan steunen ze me néé en neem ik de sof in; De Nieuwe Amsterdammer, 26 Dec. 1914, p. 11 k. 1: Woedend ging hij naar de kroeg en deelde den kellner mede, dat hij er nog één poffen wilde, dat de tooneelspeelkunst een ‘sof’ was en al de direkteuren niksnaksen en dikdoeners waren. ‘Hij had ze in zijn zak!’ riep hij uit; Handelsblad, 26 Maart 1915 (avondbl.), p. 10 k. 4: Toch is ook daar (Nieuwmarkt) een categorie, die net zoo een sof hebben als de ‘schlemielum’ van Amstelveld en Waterlooplein; A. Jodenh. 9: In 't begin heb 'k hier 'n reuzesof gehad; bl. 43; II, 5: Ik wil maar 's zien wat voor 'n sof of jullie zalle inneme; bl. 10: je schrijft óók niet mooi Jacob, wat 'n sof (schandaal) van 'n schrif, je kan nie eens schrijve; Nkr. VII, 8 Maart, p. 6: Iedereen noemt me 'n sof van 'n ridder, het geld dat is weg en de glorie er bij. En vader Bram die heeft ook al een sof, ongehoord! Handelsblad, 18 Januari 1917 (A), p. 6 k. 2: De meeste zeelui hebben 't wel gesnapt dat 't met die boarding-houses toch maar sof is. Hiernaast een ww. soffen, ongelukkig zijn in zijn onderneming; zie Handelsblad, 15 April 1924 (O), p. 7 k. 2: Cor Ruys schijnt genoeg ge‘soft’ te hebben in het groote tooneel. Hij is overgegaan naar het kleine tooneel. |
|