Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2093. Mijne snoeren zijn in liefelijke plaatsen gevallen,d.w.z. een goed lot is mij ten deel gevallen; voorspoed en geluk is mijn deel; ook wel gebezigd om te kennen te geven, dat men in een aangenamen kring of aan een welvoorzienen disch mocht plaats nemen. De zegswijze is ontleend aan Psalm 16, vs. 6: De snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen, ja, een schoone erfenis is mij gewordenGa naar voetnoot3). - In den Bijbel komt snoer meermalen voor als een werktuig om mede te meten, om akkers of landerijen in afgemeten deelen te splitsen. Vandaar dat deze zegswijze eig. beteekent ‘het met het meetsnoer voor mij afgebakende deel ligt in liefelijke plaatsen. Het werkwoord vallen doet denken aan het lot als middel der toewijzing, hetwelk zeker vaak bij eene verdeeling aangewend werd, waardoor de voorstelling is ontstaan, dat Kanaän door het lot onder de Israëlietische stammen verdeeld is’; zie Zeeman, 412 en Leidsche Bijbel II, 98. Vgl. Harreb. II, 187; Huygens, Zeestraet, 65: K heb jong en achteloos, nu menigh jaer geleden,
Soo t Kalf treedt in de Weij, all daer ick tré getreden.
Maer sonder gae te slaen in wat een Paradijs
Myn snoer gevallen was.
De Genestet II, 10: O lusthof mijner ziele,
Goed plekje mij zoo waard,
Hoe wèl mijn snoeren vielen
Ginds bij mijn hof en haard, enz.
|
|