Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 281]
| |
2094. Een snoeshaan.Een vreemde, rare snoeshaan is een vreemde snuiter, een malle vent, een kwibus; nd. snûshân, wijsneus; fri. snoeshoanne. Het woord komt in de 17de eeuw herhaalde malen voor en beteekent wellicht eig. iemand die overal met zijn neus bij is, een snuffelaar, een oude snoeper, een rare snuiter, een kwibus. Het eerste deel van dit woord moet dan worden opgevat in den zin van neus, snuit (vgl. dial. duitsch schnüss); vgl. den ook voorkomenden vorm snoetshaan en onze uitdr. ‘een snoes van een kind’ met ‘een lief bekje’, ‘een lief snoetje’ (fri. snutsje; dial. hd. schnute, schnutchen); snoezig naast snuitig, enz.Ga naar voetnoot1) en nuf, eig. neus, fijne neus, iemand met een fijnen neus (ndd. nüff, neus, snuit; oostfri. nüf (snüf) ndd. nif, pedante persoon (Franck-v. Wijk, 464). |
|