Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2074. Zijn slinger hebben,syn. van zijn draai hebben, schik, pleizier hebben (zie no. 485). Zijn slinger over iets hebben, er pret over hebben. Vgl. Handelsblad, 20 Nov. 1914, p. 2 k. 6: Ik heb maar m'n slinger als ik die mannetjes (Engelsche geïnterneerden) zie tippelen; 26 Januari 1915 (ochtendbl.), p. 5 k. 1: ‘Ik ga jou in de lucht laten vliegen’, deelt hij den schildwacht mee. ‘Daar heeft hij nou z'n slinger in’ licht de landweerman mij weer toe; Menschenwee, 292; Trien... die aêre... nee... die ha' d'r slinger!; bl. 313: Wa' he'k main slinger!... dá' kost 'm sain heule stal!... lolde zenuwachtig 'n ander; V. Ginneken II, 464: hij heeft zijn slinger, hij heeft het naar zijn zin; Maastricht: šlinger höbbe of šlingertig vindeGa naar voetnoot1). |
|