Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2069. Slampamper.Hieronder verstaat men een slemper, een brasser, een doordraaier, drinkebroer, dwazen vent, snuiterGa naar voetnoot1). Voor den oorsprong vgl. Schröder, Streckformen, 212: ‘Form und betonung erweisen schlampámpen als präduplizierende streckform: schl(amp)ámpen von schampen; sch(lamp)ámp voor schlamp’ (fuif). Zie verder Kil.: Slampampen, slampen, slempen, ligurire, dus: brassen, smullenGa naar voetnoot2); slampamper, j. slemmer, popino; Plantijn: Slampampen, licharder, faire banquets dissoluz, gourmander; slampamper, lichard, rogier bon temps; slampamperije, gourmandise; slampamphuys, maison où on faict des banquets dissoluz, bourdeau. In de litteratuur der volgende eeuwen komen deze woorden herhaaldelijk voorGa naar voetnoot3); hd. schlampampen. |
|