2063. Slag houden,
d.w.z. in dezelfde maat iets verrichten; hd. Takt schlagen, halten; Schlag halten; eng. to keep stroke, bij 't roeien (vgl. Vondel, Virg. II, 93; 134); Kil. Slach, mate in den sanck, modi, moduli, mensurae cantus, numeri; slach houden int danssen, j. voet houden; mnd. slach, mass, takt. De uitdr. kan ontleend zijn aan het smeden, zooals blijkt uit Ferguut, vs. 1875:
Dan si twee, op een anebilt.
Vgl. Cats I, 509: Daer er veel smeden moet men slagh houden; De Brune, 282: t Is van nooden slach te houden, daer der vele smeden zouden; Vondel (ed. Unger), anno 1646, bl. 151: De smeden onderling uit al hunne kracht slagh houden; Sewel, 721: Slag houden (gelyk ankersmidts), to strike exactly at one's turn; Halma, 582: Slag houden, op zijne beurt slaan gelijk de smeden; 203: Hamerslag houden, battre le fer l'un après l'autre, comme font les forgerons; Grimm IX, 326; Ten Doornk. Koolman III, 190; Ndl. Wdb. V, 1744. In Zuid-Nederland: slag houden, op maat kunnen dorschen (Antw. Idiot. 1112); slag houden in 't spreken, op zijne beurt goed kunnen redeneeren (vgl. no. 2062 en Halma, 582).