Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2060. Zijn slag slaan (of waarnemen),d.w.z. eene gunstige gelegenheid waarnemen; mnl. sinen slach wachten of merken; eig. gezegd van iemand die strijdt en het gunstige oogenblik waarneemt om zijnen tegenstander te treffen (vgl. het mnl. sinen slach sien, zijne kans schoon zien), of gezegd van een kaatser, zooals men zou opmaken uit Vondel, Gebroeders (anno 1650), bl. 25: Den hemel kaetst uw toe: dies neem die slagh nu waer. Bij Sartorius I, 8, 37: neemt u slach waer; smeet het yser als 't heet is; zoo ook III, 5, 2; Vondel, Virg. I, 177; II, 230; Pers, 78 a; 739 a; Rusting, 220; Janus, 8: zijnen slag waarnemen; Halma, 582; Sewel, 721; Harreb. II, 271; Dievenp. 115; Landl. 363; enz. In het fri. in slach slaen, belangrijk voordeel behalen; eng. to do a good stroke of business; fr. faire son coup; hd. seinen Schlag machen naast seinen Schnitt machen, dat doet denken aan het slaan (dorschen) en afsnijden van het graan en te vergelijken is met het Bredaasche goed zijn snitjes snijden (doen of maken); zie Hoeufft, 558 en vgl. vooral De Bo, 1028 a, alwaar o.a. uit de 16de eeuw wordt aangehaald zijn slach schoon zien; verder Waasch Idiot. 593; Antw. Idiot. 1111; Rutten, 206 b: zijnen slag schoon hebben, in gunstige omstandigheden zijn om iets te doen; en vgl. nog het mnd. sinen toge tên, seinen Profit machen. Syn. was in de 18de eeuw zijn grut slaanGa naar voetnoot2). |
|