Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2056. Er een slaatje uitslaan (of maken),d.w.z. met iets een voordeeltje behalen. Vgl. Harreb. II, 270: Hij zal daar een mooi slaatje vandaan halen, d.w.z. hij zal er een groote erfenis vandaan halen; Nest, 83: Er was een slaatje te slaan; P.K. 116: Dat mensch maakt er alleenig nog een goed slaatje uit en ik blijf nuchter van de fooien; De Arbeid, 14 Januari 1914, p. 4 k. 3: Was dat wel het geval geweest, dan had deze bakker ook nog een aardig slaatje geslagen uit deze verhooging van den melkprijs; 5 Dec. 1914, p. 3 k. 4: Of men nu de eene kapitalist neemt of den ander, zij trachten allemaal een slaatje uit den huidigen toestand te slaan; Het Volk, 1 Maart 1913, 2de bl.; 23 Oct. 1914, p. 6 k. 2: Intusschen betaalt het gemeentebestuur geen salaris aan plaatsvervangende leerkrachten. Zoo slaat het in dit opzicht nog een slaatje uit den toestand; Menschenw. 224: Moar stommeling! zien jullie dan nie dat die skoelje d'r 'n sloatje van moakt? Jullie bin ommers 'n vetje veur sain, 'n kalfskoetje; Amstelv. 58; Nkr. VII, 4 Januari p. 4: Licht slaat er de partij der orde ten slotte nog een sla'tje uit; 19 Juli p. 2: Ook in dat geval kunnen wij een aardig slaatje slaan; VIII, 3 Oct. p. 2: Elke gebeurtenis welke hun hoop geeft er een slaatje voor hun zaak uit te kunnen slaan; 12 Dec. p. 4: Dan sla je een slaatje met deze wet uit de tijdsomstandigheên; IX, 27 Febr. p. 5: Valt er uit handel in vleesch of graan menigmaal niet een slaatje te slaan?; IX, 13 Maart p. 6; Jord. II, 157: Wou hij zich nou nog vermaken met het oppeuzelen van een zóó blond slaatje (een meisje); Handelsblad, 22 Mei 1915 (avondbl.), p. 2 k. 2: Werklieden die uit het gebrek aan werkkrachten gepoogd hebben een slaatje te slaan. Een ‘slaatje’ (verkleinw. van salade) zal wel moeten vergeleken worden met een vetje, zoodat slaatje hier beteekent iets lekkers, iets prettigs; daarna | |
[pagina 264]
| |
iets voordeeligs, een patrijske (Zuidndl.). Of moet aan slaatje in den zin van een ‘pruim’ tabakGa naar voetnoot1), een keesGa naar voetnoot2), een kaai (in Jord. II, 368, 420) gedacht worden? Een derde onderstelde, doch niet zeer waarschijnlijke mogelijkheid is, dat we er een verkl. vorm van het verbaalnomen van den stam van ‘slaan’ in moeten zien (vgl. zijn weetje wetenGa naar voetnoot3)). Syn. een slagje slaan uit iets, in Amsterdammer, 19 Aug. 1922, p. 8 k. 2: De Romeinen hadden de voortreffelijke gewoonte uit hun ambtenaren een slagje te slaan.... ze lieten hun magistraten betalen voor de eer. |
|