Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 249]
| |
2022. Schorriemorrie,d.i. samenraapsel, gepeupel. De oorsprong van dit woord is onzeker. Hoogstwaarschijnlijk is het afkomstig uit het Oosten. In de Oost-Europeesche talen tenminste komen woorden voor, die zeer veel op het onze gelijken en in beteekenis vrijwel overeenkomen. Zoo bestaat er een perzisch-Turksch woord sjurmur, dat vertaald wordt door confusion, tumulte; Albaneesch sjirimiri, Servisch sjuriburi, sjurumuru, Sloweensch cjurimuri, Russisch sjurymury, die alle beteekenen: alles door elkander, onverstaanbaar, verward gepraat. In de Spaansche woordenboeken: churriburri, ‘persona baja’ en ‘concurso de esta especie de gente’. Zie Tijdschrift XVI, 240. Het woord komt sedert het laatst der 17de eeuw voor. Vgl. H. Sweerts, Koddige en Ernstige Opschriften, 1709 (2de druk), III, 26: Als schorri-morri loopt met nieuwe haring om; C. Wildsch. III, 331; Br. v. B. Wolff, 205: Want zie, men heer, ik ben van geen schorrimorri, risken risken, haksken paksken; Huydecoper op Stoke II, 144; Tuinman I, 204: t Is schorremorre van volk; fri. skoaremoare. Een verkorte vorm is schorem (zie Menschenw. 8; Jord. II, 32; 335; Twee W.B. 172; Kalv. II, 149; Sjof. 202; Nw. School II, 276: Onder ons gezegd, zijn die meisjes, ondanks de opvoeding bij de model-juffrouw, een zootje schoremGa naar voetnoot1)). Als adjectief in Landl. 15: Zoo'n schoreme nacht-boot, vanwaar weder schoremerd (in Prol. 18). |
|