2003. Ieder weet het best, waar hem de schoen wringt,
d.w.z. ‘elk kent en gevoelt zyn eigen leed, dat andere menigmaal niet merken, want niemand hinkt aan een anders zeer’ (Tuinman I, 166) of, zooals Poirters, Mask. 308 zegt: ‘Niemandt en siet waer een ander den schoen wringht’. Deze zegswijze vinden we in de 16de eeuw bij Goedthals, 48: een yeghelyck weet best, waar hem zynen schoen dwinght, chascunt sent mieux son soullier; Prov. Comm. 347: een yeghelijck weet best waer hem sinen schoen wrinct, varius hoc egomet scio quo me calcius urget. Vgl. verder Cats I, 518; De Brune, 376: elck weet, waer dat de schoen hem wringt; Idinau, 185; V.d. Venne, 36: Yder weet waer hem de kleeren dwingen; Joos, 166; Harrebomée II, 254 a; Afrik. elkeen weet die beste waar die skoen hom druk. Plutarchus, V.P. Aemilii c. 5, p. 257 deelt mede dat, toen een Romeinsch edelman door zijne vrienden berispt werd, omdat hij van zijne schoone, kuische en rijke vrouw was gescheiden, hij zijn voet vooruitstak en zeide: et hic soccus quem videtis, videtur vobis novus et elegans, sed nemo scit praeter me ubi me premat. Zie Bebel, no. 333; Werner, 66: Omnis homo bene scit, ipsum quo calcius angit en vgl. het hd. jeder weiss am besten, wo ihn der Schuh drückt; fr. chacun sait où le soulier le blesse; eng. none knows where the shoe pinches so well, as he that wears it; Wander IV, 351-352; Eckart, 472; Grimm IX, 1847; vgl. het fri.: elk wit sels bêst hwêr 't him de skoech twingt; Twente: ieder weet, woar 'm de schoo knip; in Zuid-Nederland: weten waar de schoe duwt (De Bo, 998 a), douwt of nijpt (Antw. Idiot. 1082). Zie Ndl. Wdb. XIV, 745.